Vakantie in Ierland, 15 t/m 22 juni 2002.

 

Tja, als je op de familie-site een idee lanceert, dan moet je daar natuurlijk zelf ook aan meewerken. Hierbij dus het verslag van de reis naar het Noord-Westen van Ierland.

Op 15 juni vlogen we vanaf Schiphol naar Knock International Airport. Dit is een vliegveldje met wel één start/landingsbaan, maar wel is het voor alle toestellen (en dus ook de hele grote) mogelijk daar te landen.

Op het vliegveld stond de bus al op ons te wachten, en met een uurtje rijden waren we in ons eerste hotel in Ballina. Ballina is een gezellig vissersplaatsje,

Het hotel, Downhill Inn, kan ik iedereen aanbevelen die ooit die kant uitgaat. Niet te groot, erg gezellig, vriendelijke mensen en (niet onbelangrijk) prima kamers. Uiteraard beschikt het hotel over een gezellige bar, waar het ’s avonds goed toeven is.

De volgende dag, 16 juni, maakten we een prachtige dagtocht naar Achill-Island. De tocht ging door een typisch veen-landschap, waar nog veel turf gestoken wordt. Omdat turf zoveel voorradig is, en niet duur, wordt dit nog veel als brandstof gebruikt. Dat het wat minder fris ruikt, neem je maar op de koop toe.

Op de veengrond doen vooral de rhododendrons het goed. Zo goed, dat het een nationale plaag dreigt te worden, en er speciaal studenten worden ingezet om de jonge stekken te verwijderen.

Het is prachtig om te zien, maar dan ook alleen als alles, zoals nu, in bloei staat.

Jammer genoeg was het weer deze dag niet geweldig, maar dat mocht de pret niet drukken. Na een schitterende tocht kwamen we aan in Keel, op Achill-Island. Hier hadden we tijd om wat rond te lopen, en wij waren niet de enigen die door het dorp wandelden.

 

 

 

Helaas begon het ongelofelijk te regenen, zodat we geen verdere stops konden maken. Ja, toch nog één: in Castlebar doken we even een pub in om de penalty’s van de wedstrijd Ierland-Spanje te zien. En wij maar denken dat Nederlanders fanatiek zijn als het op voetbal aankomt ….. Het leed was groot na het verlies van Ierland, maar het bier maakte waarschijnlijk veel goed.

 

 

De volgende dag, 17 juni ,verlieten we ons hotel in Ballina en reden we in noordoostelijke richting.

 

We bezochten het graf van de dichter W.B. Yeats aan de voet van Ben Bulben, in Drumcliff. Op dat kerkhofje staat ook nog een echt oud keltisch kruis.

Alleen het bovenste stukje ontbreekt. De halve toren op de achtergrond is ook al zo oud.

Via een prehistorisch steengraf bereikten we het plaatsje Bundoran, waar we heerlijk konden uitwaaien aan de Atlantische kust. En waaien deed het: ’s nachts hadden we al storm gehad, en nu kon je echt voorover tegen de wind inhangen. Voordeel was wel dat de buien kapot waaiden en het wel koud, maar verder prachtig weer was.

Na nog een tussenstop in het stadje Donegal bereikten we in de loop van de middag Letterkenny, waar we de volgende vier nachten in het gloednieuwe Holiday Inn zouden bivakkeren. Nou, dat hebben we geweten. Het was net Fawlty Towers.

Bij binnenkomst in de hal van het hotel werd je opgewacht door marmeren zuilen (bleken rioolpijpen te zijn met een marmer-behangetje erover), schilderijen in enorme vergulde (nep)lijsten, een kroonluchter die van smeedijzer leek, maar kunststof bleek te zijn, en als klap op de vuurpijl had men het kerststuk 2001 maar laten staan:

Let vooral op het vergulde tafeltje; zo waren de stoelen dus ook.

Op de kamers viel niets aan te merken, maar op de bediening in het restaurant des te meer.

Wat maakten we zoal mee:

Een kom saus over je broek; of een kan water (is natuurlijk altijd beter dan saus), een rups naast je bord, een tussen twee lapjes vlees meegebakken oorwurm en tot slot een fruitcocktail die gelanceerd werd en twee mensen trof.

We hebben er met z’n allen maar vreselijk om gelachen, wat moet je anders ….

 

Op dinsdag 18 juni maakten we een dagtocht door de county Donegal. Onze eerste stop was in het vissersplaatsje Killybegs, een gezellig stadje, huizen in allerlei kleuren en een forse haven.

Toen via een prachtige kust-route naar Glencolumbkille. Hier kregen we een rondleiding door een mini-openluchtmuseum, bestaande uit drie huisjes, respectievelijk ingericht zoals het was in 1750, in 1850 en in 1950. Het was overduidelijk dat het leven hier niet eenvoudig was en nog steeds niet is.

Bij het openluchtmuseum stond dit torentje, geheel gebouwd uit losse gestapelde stenen. En toch is het al een paar honderd jaar blijven staan!

 

 

Via een schitterende route reden we terug richting Letterkenny. Een uitgestorven streek, hier en daar een huisje, overal schapen en achter iedere bocht weer een verrassend uitzicht.

Dit is de Glengesh pas, waar we via een paar leuke haarspeldbochten afdaalden naar beneden.

 

Op woensdag 19 juni reden we door Noord-Ierland. Hoewel de omgeving niet anders is, zie je ineens andere verkeersborden, rode in plaats van groene brievenbussen, en wordt de stad Londonderry ook consequent zo aangegeven (Op de Ierse verkeersborden staat gewoon Derry). We reden langs wijken waar de Britse soldaten zijn gehuisvest: afgesloten met prikkeldraad en slagbomen.

Ons eerste doel was de whiskey-stokerij in Bushmills. Dit is de oudste stokerij van Ierland (dateert uit 1608) en via een rondleiding kregen we het hele proces te zien. Volgens mij ga je, als je hier werkt, elke dag stomdronken naar huis, alleen al van de lucht. Let op: in Ierland stoken ze whiskey, in Schotland whisky.

In dit gebied heeft ds. Paisley het voor het zeggen, en is men zeer nationalistisch: overal Engelse vlaggen, trottoirbanden die in de kleuren van de Engelse vlag zijn geschilderd, en ook hebben de nodige tragedies hier plaatsgevonden (brandstichting, moord enz.).

Na de whiskey reden we door naar de Giant’s Causeway, een wereldberoemd natuurverschijnsel. Aan de kust liggen duizenden basaltblokken, allemaal vijf-, zes- of zevenkantig van vorm. Het gaat hier om gesteente dat is afgezet bij een vulkaanuitbarsting 60 miljoen jaar geleden, maar natuurlijk hebben de Ieren hier een heel ander verhaal bij:

 

De reus Fian MacCool wilde een brug bouwen tussen Ierland en Schotland. Toen de dam klaar was, zag hij vanuit Schotland een andere reus richting Ierland komen. Fian’s moeder verborg hem in de wieg, wachtte de reus op en vroeg hem stil te zijn, omdat de baby sliep. Toen de reus Fian in de wieg zag liggen, vluchtte hij terug naar Schotland, uitroepend: als dat kind al zo groot is, wil ik zijn vader niet tegenkomen. In zijn vlucht vernielde hij de dam, zodat er nog slechts een klein stukje van resteert

We reden terug en brachten een bezoek aan de stad Derry. Derry is een van de weinige steden ter wereld die nog een complete stadsmuur hebben. Je kunt in zo’n anderhalf uur een rondje lopen over deze muur, en je krijgt zo een goed zicht op de hele stad. Wel staan overal camera’s en afluisterapparatuur, maar daar heb je, zolang het rustig is in de stad, weinig last van.

Vanaf de muur heb je ook goed zicht op de “Murals”, schilderingen op de zijkant van huizen, gemaakt uit protest tegen de Britse overheersing.

Omdat het weer prachtig was, zijn we nog even doorgereden naar een uitzichtpunt op 240 meter hoogte, waarvandaan je volledig rond kunt kijken en kilometers ver kunt zien.

 

Donderdag 20 juni stond een bezoek gepland aan het Glenveagh National Park, een prachtig natuurgebied, met daar middenin Glenveagh Castle. Na een rondleiding door het kasteel brachten we uren door in de prachtige tuinen die het kasteel omringen. Jammer alleen dat je werkelijk lek wordt gestoken door de midgets, kleine muggen. Voor degenen die geen anti-muggen middel bij zich hadden, verkocht men een soort verfrissingsdoekjes, met daarin een stofje om je de muggen van het lijf te houden. Volgens mij verdienen ze daar goud mee!

In de middag maakten we nog een prachtige tocht langs de noordkant van county Donegal. Toch prettig als je een Ierse chauffeur bij je hebt, die alle mooie plekjes kan vinden.

Op deze foto het uitzicht bij de Bloody Forelands, een streek die bij zeelieden berucht is.

 

 

 

Vrijdag 21 juni: hoera, we verlieten het hotel in Letterkenny en keerden terug naar ons hotelletje in Ballina. Maar niet volgens de kortste weg natuurlijk. Eerst bezochten we de porseleinfabriek in Belleek. Ontzettend knap, zoals het gemaakt wordt, maar ik moet er niet aan denken dit soort spul in huis te hebben. Maar goed, ieder zijn smaak, en vooral Amerikanen schijnen het prachtig te vinden.

Daarna werden we afgezet bij Parke’s Castle, een oude burcht die onlangs helemaal is gerestaureerd. Vervolgens scheepten we in op een echte, oude, onvervalste Amsterdamse rondvaartboot, voor een tochtje over het meer. De boot zag er niet uit, zou hier waarschijnlijk niet meer mogen varen, maar was tocht degelijker dan we op het eerste gezicht dachten. De schipper droeg tijdens het varen Ierse gedichten voor en wist veel te vertellen over de omgeving; zijn zoon repareerde waar nodig de kapotte onderdelen en zijn vrouw regelde de lunch. Kortom, een prachtige tocht die we nooit zullen vergeten.

De boot zette ons af in Sligo, waar inmiddels ook de bus was gearriveerd. We brachten nog een paar uurtjes door in Sligo en reden toen door naar Ballina, waar we met open armen werden ontvangen.

 

Zaterdag 22 juni: we vliegen pas in de loop van de avond naar huis terug, er staat niets op het programma, maar gelukkig had onze reisleidster nog het nodige georganiseerd. In de hal van het hotel volgden we nog even de voetbalwedstrijd Korea-Spanje, en met het hotel-personeel waren we zeer eensgezind voor Korea.

Rond de middag vertrokken we, uitgezwaaid door het voltallig personeel. We bezochten nog een pas geopend museum over het leven in Ierland vanaf 1700 tot nu toe. Erg leuk, met veel gebruiksvoorwerpen, filmpjes en interactieve dingen. Rond het museum ligt een mooi park, waar we deze boom tegenkwamen:

 

 

Ons laatste bezoekje betrof het stadje Castlebar, waar we nog wat hebben gewinkeld, in een rommelige pub heerlijk hebben gegeten en in het park heerlijk in het zonnetje hebben gezeten.

Toen bracht de bus ons naar de luchthaven, waar we nog een behoorlijke tijd moesten wachten. Gelukkig was er wel een pub!!

De terugvlucht ging via Shannon, een vliegveld wat zuidelijker in Ierland. Omdat we niet hoog vlogen, hadden we een prachtig uitzicht op het Ierse landschap. Vanaf Shannon ging het wel hoog de lucht in. We konden genieten van een prachtige zonsondergang boven de wolken, zagen London by night en waren rond half een ’s nachts weer in Nederland.

 

Een prachtige reis, een schitterend land, vriendelijke, gemoedelijke mensen: ik kan iedereen een bezoek aan Ierland aanraden. Trouwens, ook het zuiden van Ierland is schitterend, daar was ik twee jaar geleden. Wie meer wil weten: vragen staat vrij!