Tja, als je op de familie-site een idee lanceert, dan moet je
daar natuurlijk zelf ook aan meewerken. Hierbij dus het verslag van de reis
naar het Noord-Westen van Ierland.
Op 15 juni vlogen we vanaf Schiphol naar Knock International
Airport. Dit is een vliegveldje met wel één start/landingsbaan, maar wel is het
voor alle toestellen (en dus ook de hele grote) mogelijk daar te landen.
Op het vliegveld stond de bus al op ons te wachten, en met
een uurtje rijden waren we in ons eerste hotel in Ballina. Ballina is een
gezellig vissersplaatsje,
Het hotel, Downhill Inn, kan ik iedereen aanbevelen die ooit
die kant uitgaat. Niet te groot, erg gezellig, vriendelijke mensen en (niet onbelangrijk)
prima kamers. Uiteraard beschikt het hotel over een gezellige bar, waar het ’s
avonds goed toeven is.
De volgende
dag, 16 juni, maakten we een prachtige dagtocht naar Achill-Island. De
tocht ging door een typisch veen-landschap, waar nog veel turf gestoken wordt.
Omdat turf zoveel voorradig is, en niet duur, wordt dit nog veel als brandstof
gebruikt. Dat het wat minder fris ruikt, neem je maar op de koop toe.
Op de veengrond doen vooral de rhododendrons het goed. Zo
goed, dat het een nationale plaag dreigt te worden, en er speciaal studenten
worden ingezet om de jonge stekken te verwijderen.
Het is prachtig om te zien, maar dan ook alleen als alles,
zoals nu, in bloei staat.
Jammer genoeg was het weer deze dag niet geweldig, maar dat
mocht de pret niet drukken. Na een schitterende tocht kwamen we aan in Keel, op
Achill-Island. Hier hadden we tijd om wat rond te lopen, en wij waren niet de
enigen die door het dorp wandelden.
Helaas begon het ongelofelijk te regenen, zodat we geen
verdere stops konden maken. Ja, toch nog één: in Castlebar doken we even een
pub in om de penalty’s van de wedstrijd Ierland-Spanje te zien. En wij maar
denken dat Nederlanders fanatiek zijn als het op voetbal aankomt ….. Het leed
was groot na het verlies van Ierland, maar het bier maakte waarschijnlijk veel
goed.
De volgende
dag, 17 juni ,verlieten we ons hotel in Ballina en reden we in
noordoostelijke richting.
We bezochten het graf van de dichter W.B. Yeats aan de voet
van Ben Bulben, in Drumcliff. Op dat kerkhofje staat ook nog een echt oud
keltisch kruis.
Alleen het bovenste stukje ontbreekt. De halve toren op de
achtergrond is ook al zo oud.
Via een prehistorisch steengraf bereikten we het plaatsje
Bundoran, waar we heerlijk konden uitwaaien aan de Atlantische kust. En waaien
deed het: ’s nachts hadden we al storm gehad, en nu kon je echt voorover tegen
de wind inhangen. Voordeel was wel dat de buien kapot waaiden en het wel koud,
maar verder prachtig weer was.
Na nog een tussenstop in het stadje Donegal bereikten we in
de loop van de middag Letterkenny, waar we de volgende vier nachten in het
gloednieuwe Holiday Inn zouden bivakkeren. Nou, dat hebben we geweten. Het was
net Fawlty Towers.
Bij binnenkomst in de hal van het hotel werd je opgewacht
door marmeren zuilen (bleken rioolpijpen te zijn met een marmer-behangetje
erover), schilderijen in enorme vergulde (nep)lijsten, een kroonluchter die van
smeedijzer leek, maar kunststof bleek te zijn, en als klap op de vuurpijl had
men het kerststuk 2001 maar laten staan:
Let vooral op het vergulde tafeltje; zo waren de stoelen dus
ook.
Op de kamers viel niets aan te merken, maar op de bediening
in het restaurant des te meer.
Wat maakten we zoal mee:
Een kom saus over je broek; of een kan water (is natuurlijk
altijd beter dan saus), een rups naast je bord, een tussen twee lapjes vlees
meegebakken oorwurm en tot slot een fruitcocktail die gelanceerd werd en twee
mensen trof.
We hebben er met z’n allen maar vreselijk om gelachen, wat
moet je anders ….
Op dinsdag
18 juni maakten we een dagtocht door de county Donegal. Onze eerste
stop was in het vissersplaatsje Killybegs, een gezellig stadje, huizen in
allerlei kleuren en een forse haven.
Toen via een prachtige kust-route naar Glencolumbkille. Hier
kregen we een rondleiding door een mini-openluchtmuseum, bestaande uit drie
huisjes, respectievelijk ingericht zoals het was in 1750, in 1850 en in 1950.
Het was overduidelijk dat het leven hier niet eenvoudig was en nog steeds niet
is.
Bij het
openluchtmuseum stond dit torentje, geheel gebouwd uit losse gestapelde stenen.
En toch is het al een paar honderd jaar blijven staan!
Via een schitterende route reden we terug richting
Letterkenny. Een uitgestorven streek, hier en daar een huisje, overal schapen
en achter iedere bocht weer een verrassend uitzicht.
Dit is de Glengesh pas, waar we via een paar leuke
haarspeldbochten afdaalden naar beneden.
Op woensdag
19 juni reden we door Noord-Ierland. Hoewel de omgeving niet anders
is, zie je ineens andere verkeersborden, rode in plaats van groene
brievenbussen, en wordt de stad Londonderry ook consequent zo aangegeven (Op de
Ierse verkeersborden staat gewoon Derry). We reden langs wijken waar de Britse
soldaten zijn gehuisvest: afgesloten met prikkeldraad en slagbomen.
Ons eerste doel was de whiskey-stokerij in Bushmills. Dit is
de oudste stokerij van Ierland (dateert uit 1608) en via een rondleiding kregen
we het hele proces te zien. Volgens mij ga je, als je hier werkt, elke dag
stomdronken naar huis, alleen al van de lucht. Let op: in Ierland stoken ze
whiskey, in Schotland whisky.
In dit gebied heeft ds. Paisley het voor het zeggen, en is
men zeer nationalistisch: overal Engelse vlaggen, trottoirbanden die in de kleuren
van de Engelse vlag zijn geschilderd, en ook hebben de nodige tragedies hier
plaatsgevonden (brandstichting, moord enz.).
Na de whiskey reden we door naar de Giant’s Causeway, een
wereldberoemd natuurverschijnsel. Aan de kust liggen duizenden basaltblokken, allemaal
vijf-, zes- of zevenkantig van vorm. Het gaat hier om gesteente dat is afgezet
bij een vulkaanuitbarsting 60 miljoen jaar geleden, maar natuurlijk hebben de
Ieren hier een heel ander verhaal bij:
De reus Fian MacCool wilde een brug bouwen tussen Ierland en
Schotland. Toen de dam klaar was, zag hij vanuit Schotland een andere reus
richting Ierland komen. Fian’s moeder verborg hem in de wieg, wachtte de reus
op en vroeg hem stil te zijn, omdat de baby sliep. Toen de reus Fian in de wieg
zag liggen, vluchtte hij terug naar Schotland, uitroepend: als dat kind al zo
groot is, wil ik zijn vader niet tegenkomen. In zijn vlucht vernielde hij de
dam, zodat er nog slechts een klein stukje van resteert
We reden terug en brachten een bezoek aan de stad Derry.
Derry is een van de weinige steden ter wereld die nog een complete stadsmuur
hebben. Je kunt in zo’n anderhalf uur een rondje lopen over deze muur, en je
krijgt zo een goed zicht op de hele stad. Wel staan overal camera’s en
afluisterapparatuur, maar daar heb je, zolang het rustig is in de stad, weinig
last van.
Vanaf de muur heb je ook goed zicht op de “Murals”,
schilderingen op de zijkant van huizen, gemaakt uit protest tegen de Britse
overheersing.
Omdat het weer prachtig was, zijn we nog even doorgereden
naar een uitzichtpunt op 240 meter hoogte, waarvandaan je volledig rond kunt
kijken en kilometers ver kunt zien.
Donderdag
20 juni stond een bezoek gepland aan het Glenveagh National Park,
een prachtig natuurgebied, met daar middenin Glenveagh Castle. Na een
rondleiding door het kasteel brachten we uren door in de prachtige tuinen die
het kasteel omringen. Jammer alleen dat je werkelijk lek wordt gestoken door de
midgets, kleine muggen. Voor degenen die geen anti-muggen middel bij zich hadden,
verkocht men een soort verfrissingsdoekjes, met daarin een stofje om je de
muggen van het lijf te houden. Volgens mij verdienen ze daar goud mee!
In de middag maakten we nog een prachtige tocht langs de
noordkant van county Donegal. Toch prettig als je een Ierse chauffeur bij je
hebt, die alle mooie plekjes kan vinden.
Op deze foto het uitzicht bij de Bloody Forelands, een streek
die bij zeelieden berucht is.
Vrijdag 21
juni: hoera, we verlieten het hotel in Letterkenny en keerden
terug naar ons hotelletje in Ballina. Maar niet volgens de kortste weg
natuurlijk. Eerst bezochten we de porseleinfabriek in Belleek. Ontzettend knap,
zoals het gemaakt wordt, maar ik moet er niet aan denken dit soort spul in huis
te hebben. Maar goed, ieder zijn smaak, en vooral Amerikanen schijnen het
prachtig te vinden.
Daarna werden we afgezet bij Parke’s Castle, een oude burcht
die onlangs helemaal is gerestaureerd. Vervolgens scheepten we in op een echte,
oude, onvervalste Amsterdamse rondvaartboot, voor een tochtje over het meer. De
boot zag er niet uit, zou hier waarschijnlijk niet meer mogen varen, maar was
tocht degelijker dan we op het eerste gezicht dachten. De schipper droeg
tijdens het varen Ierse gedichten voor en wist veel te vertellen over de
omgeving; zijn zoon repareerde waar nodig de kapotte onderdelen en zijn vrouw
regelde de lunch. Kortom, een prachtige tocht die we nooit zullen vergeten.
De boot zette ons af in Sligo, waar inmiddels ook de bus was
gearriveerd. We brachten nog een paar uurtjes door in Sligo en reden toen door
naar Ballina, waar we met open armen werden ontvangen.
Zaterdag 22
juni: we vliegen pas in de loop van de avond naar huis terug, er
staat niets op het programma, maar gelukkig had onze reisleidster nog het
nodige georganiseerd. In de hal van het hotel volgden we nog even de
voetbalwedstrijd Korea-Spanje, en met het hotel-personeel waren we zeer
eensgezind voor Korea.
Rond de middag vertrokken we, uitgezwaaid door het voltallig
personeel. We bezochten nog een pas geopend museum over het leven
in Ierland vanaf 1700 tot nu toe. Erg leuk, met veel gebruiksvoorwerpen,
filmpjes en interactieve dingen. Rond het museum ligt een mooi park, waar we
deze boom tegenkwamen:
Ons laatste bezoekje betrof het stadje Castlebar, waar we nog
wat hebben gewinkeld, in een rommelige pub heerlijk hebben gegeten en in het
park heerlijk in het zonnetje hebben gezeten.
Toen bracht de bus ons naar de luchthaven, waar we nog een
behoorlijke tijd moesten wachten. Gelukkig was er wel een pub!!
De terugvlucht ging via Shannon, een vliegveld wat
zuidelijker in Ierland. Omdat we niet hoog vlogen, hadden we een prachtig
uitzicht op het Ierse landschap. Vanaf Shannon ging het wel hoog de lucht in.
We konden genieten van een prachtige zonsondergang boven de wolken, zagen
London by night en waren rond half een ’s nachts weer in Nederland.
Een prachtige reis, een schitterend land, vriendelijke,
gemoedelijke mensen: ik kan iedereen een bezoek aan Ierland aanraden. Trouwens,
ook het zuiden van Ierland is schitterend, daar was ik twee jaar geleden. Wie
meer wil weten: vragen staat vrij!